Vandaag een
druk programma. In de voormiddag zouden we het pottenbakkersdorp Tsangi Binzu
bezoeken, om daarna de archeologen (i.e. Bernard, de rest van het team was naar
Kinshasa gestuurd om kosten te besparen, vergezeld van Alfons, opzichter van
het nationaal museum), van materiaal te
bevoorraden in de buurt van Mbata Kulunsi. Sebastian bleef wijselijk thuis
omwille van maagproblemen die hij wellicht over had gehouden van ons etentje
bij papa Trésor. Goed bedoeld had die laatste uit het bord van elk van ons een
hap eten genomen om te bewijzen dat de maaltijd te vertrouwen was. Alleen valt
sterk te betwijfelen of hij zijn handen had gewassen…
Onze auto
zat meteen goed vol omdat onze goede vrienden papa Trésor en chef Masa - net
als ik - graag meewilden. Die twee eersten maakten graag van onze uitstappen
gebruik om wat politieke propaganda te maken in de omliggende dorpen. Chef Masa
heeft namelijk de ambitie om chef du secteur te worden. En ik had gewoon meer
zin in een dagje uit dan in een hele dag transcriberen. Gevolg: GM en Masa op
de passagierszetel vooraan (die min of meer voor twee personen voorzien is), en
Trésor, Ntunda, Koen en ik op de achterbank (die eigenlijk toch maar voor drie
personen past).
Kort na het
vertrek moesten we voor Masa nog enkele documenten (die ons betroffen) afgeven
bij de chef du territoire. Die woonde in een oude Belgische koloniale villa,
met een grote bureau in de werkkamer vol papier en schrijfgerei. Het valt
echter sterk te betwijfelen of alles zo functioneel was. Een voorbeeld waarom
alles vooral schijn en weinig functioneel leek, is dat zijn kalender uit het
jaar 2003 stamt …
De weg naar
het pottenbakkersdorp dan. Die viel, denk ik, best mee, maar dat is wellicht in
vergelijking met wat volgde. In het dorp toonde een pottenbakster bereidwillig
(hoewel natuurlijk alles achteraf vergoed wordt in geld) hoe een pot werd
gemaakt, beginnend met het kneden van de klei tot het finale vormen van de pot
en de installatie voor de ‘oven’. Op het bakken van de pot hebben we niet
gewacht, want dat nam nog enkele uren in beslag. En zoveel tijd hadden we niet.
Alles werd gefilmd en alle relevante termen in het productieproces werden
opgenomen.
Rond de
middag vertrokken we dan richting Mbata Kulunsi, waar we hadden afgesproken met
Bernard Clist. We hadden geen idee in welke staat de weg zich verkeerde,
aangezien niemand ons echt nuttige of betrouwbare informatie over de route had
kunnen geven. Volgens onze bronnen varieerde de weg tussen redelijk slecht en
‘pratiquable’. Het was misschien ‘pratiquable’ voor een fiets, maar dat bleek
het toch niet voor onze Toyota Hilux te zijn. Iets na 12u reden we ons voor de
eerste keer vast in het losse zand. Aangezien we een hele lading gereedschap
van de archeologen mee vervoerden, hebben we enkele spades genomen en kon zo de
auto uitgegraven worden.
De
topsnelheid van 120 km/u op de grote baan was geminderd naar 40 km/u, maar dat
kon zelden aangehouden worden. Het landschap op onze route varieerde vaak
tussen savanne en regenwoud (misschien enkele overblijfselen van het grote
Mayombewoud, dat in de voorbije eeuw grotendeels is weggekapt). In zo’n stukje
regenwoud gleed de jeep weg, zodat de auto diagoneel op de weg stond en met de
rechterachterkant in een kleine grondverzakking viel, waardoor we een vrij
scherpe hoek maakten. Trésor, die toevallig rechts op de achterbank zat, raakte
in paniek, net zoals Masa, die “Trésor, Trésor” om hulp riep. Hoewel we ook uit
deze netelige positie relatief snel uitraakte, voelde Trésor zich toch niet
meer op zijn gemak tijdens het vervolg van de rit: “Il faut pas étre calme, la
route est mauvaise”, was een van zijn statements. Hij was ook steeds de eerste
die uit de auto wilde wanneer de weg te moeilijk leek. Wel vroeg hij zich nog af
of het in de Ardennen bij ons gelijkaardig was … Hij geeft namelijk les in de
lagere school van Ngidinga, en onderwijst ondermeer over de Ardennen.
De weg bleef
slecht, en we liepen nog een keer vast. Terwijl enkele dorpelingen hielpen de
auto uit te graven, probeerden we vlug nog wat taalkundige data te verzamelen
bij de plaatselijke bevolking, in de hoop het pure Kimbata toch te horen. Maar
dat bleek ook hier, hoe afgelegen ook, niet het geval te zijn.
Hoewel we al
drie keer waren vastgelopen, bleken de hindernissen toch hun hoogtepunt nog
niet bereikt te hebben. Even later leek de weg ineens te stoppen. We stonden
voor een helling van ongeveer 60% (ik probeer niet te overdrijven, kijk maar
naar het filmpje achteraf). Iedereen (Trésor eerst) uitstappen, waarna de
chauffeur zo traag mogelijk naar beneden probeerde te rijden. Toyota Hilux kan
ongetwijfeld de verfilming hiervan als nieuw reclamefilmpje gebruiken.
Langzaam aan
(malembi malembi tukuendila) naderden we ons doel. We passeerden het
bedevaartsoord Mbata Kulunsi, waar Masa wilde halt houden, maar daar hadden we
weinig tijd voor. We zouden met de auto rijden tot aan een dorpje iets verderop
waar een wekelijkse markt werd gehouden. Hoop werd erop gesteld dat van daaruit
Bernard bevoorraad kon worden. Toevallig was het vandaag maandag, en toevallig
was er weinig van een markt te bespeuren. Er was weinig van wat dan ook te
bespeuren, buiten enkele verschroeide stukken grond. Geen dorp, geen markt,
geen bevoorrading. “Het [de markt] zou nog hernieuwd worden”, hoorden we.
Markt of
niet, de ‘autoweg’ liep ten einde en we moesten te voet verder, naar de
overkant van de Inkisi. Daar zou Bernard op ons wachten. Er was echter geen
telefoonbereik, en dus ook geen zekerheid of hij er wel degelijk zou zijn. We
hebben de wandeltoch dan maar aangevat met ons vieren (Koen, GM, Ntunda en ik),
vergezeld van drie lokale jongens die later zouden helpen met het dragen van
het materiaal. GM kon de vergelijking met de zoektoch naar Livingstone niet
laten. En inderdaad, het was tot nu toe al een zeer hachelijke tocht geweest.
Zo hachelijk dat Trésor en Masa toch liever bij de auto wachtten terwijl wij
Bernard gingen zoeken.
Op weg
kwamen we een kolonne Congolezen tegen, aan wie we vroegen of ze geen blanke
hadden gezien. Jaja, een mundele mosi (één blanke), was hen niet ontgaan. Goed
nieuws dus. De wandeling was mooi, en we moesten twee rivieren over. De ene was
zeer ondiep, en maar goed ook, want de brug bestond uit 3 dikkere boomtakken,
met een dunne tak als railing. De volgende brug was echter die over de Inkisi,
een niet al te kleine zijrivier van de grote Congo stroom. We hoorden hem
stromen vooraleer we aankwamen en de daling begonnen. Toen zagen we de brug.
Dit keer was het wel een echte ‘apenbrug’, gemaakt van lianen, en hij was een
stuk groter dan die op weg naar Kivita. Blijkbaar hangt de brug er al meer dan
100 of 150 jaar, aangezien hij in historische documenten uit die periode wordt
vermeld. Maar zij zal wel onderhouden geweest zijn in de tussentijd, de touwen
langs de zijkanten leken toch nog erg stevig.
Eens
overgestoken (en na enkele clownfoto’s van GM op de brug te trekken - op
aanvraag van hem zelf) kwamen we Alfons, de metgezel van Bernard tegen, en even
laten Bernard zelf ook. “Dr. Clist, I presume”, aldus GM, die zijn
Stanley/Livingstone vergelijking vervolgde.
Na de
ontmoeting keerden we met een groep jongeren terug om het materiaal te gaan
halen. Diezelfde lange wandeling, ene brug over, andere brug over. Ondertussen
was de zon al aan het ondergaan en moest al de baggage nog naar de overkant van
de rivier gebracht worden. Bernard leek het niet meer te zien zitten, maar
alles was ondertussen uit de koffer gehaald en hij werd gelukkig overtuigd.
Na enige
luidruchtige onderhandeling met de jongeren, werd de tocht terug in gang gezet.
Het schouwspel dat we toen zagen leek recht uit de tijd van de expedities, zo’n
150 jaar geleden, te komen. Zware metalen koffers (1,5m x 0,6m x 0,7m, bij
benadering) werden door Congolese dragers op hun hoofd gedragen. De ondergaande
zon op de achtergrond, richting rivier trekkend. Hoe (of beter: of) ze de
lianenbrug hebben kunnen oversteken, weten we niet. Maar hoogstwaarschijnlijk
hebben ze hun plan wel getrokken.
De terugweg
dan. Ondertussen was de zon bijna onder, en diezelfde weg leek in het donker
niet erg prettig. Maar blijkbaar was er een betere weg dan diegene die we in de
heenweg genomen hadden. Leek me nu niet zo moeilijk. Omdat we vanuit het
pottenbakkersdorp kwamen, hadden we die betere weg niet kunnen nemen in het
heengaan. Hoe dan ook: meer hoop op de terugweg.
Maar beter
is natuurlijk relatief. En beter dan de heenweg kan nog steeds heel slecht
zijn. En dat was het dus ook. Veel los zand, en al gauw liepen we een eerste
keer vast. We hadden twee schoppen in de auto laten liggen (geleerd van de
heenweg?), die meteen weer van pas kwamen. Na dit accident ging het even beter,
en de weg leek inderdaad een stuk berijdbaarder te zijn dan in het heengaan.
Maar ondertussen was het volledig donker, en werd het voor de chauffeur steeds
moeilijker om de juiste draai op de wegen te vinden. Uiteindelijk ben ik de tel
kwijtgeraakt van de keren dat we nog zijn vastgelopen. Het moeten er op de
terugweg toch minstens 5 of 6 zijn geweest. Verscheidene keren de auto
verschillende kantoen op proberen duwen, maar vaak tevergeefs. Ondertussen was
het rond half 8, maar dus al pikdonker.
Toen we
later terug op de weg zaten, bleek onze gids, chef Masa, al een tijdje in slaap
gevallen te zijn. Dat werd duidelijk toen iemand hem vroeg waar we juist waren
(Koen neemt de coördinaten van alle dorpen op om het KMMA in Tervuren een
betere kaart te laten maken dan diegene die ze ons hebben meegegeven). Masa,
die ondertussen weer wakker was, wist echter niet meer waar we waren, en
blijkbaar waren we hopeloos verkeerd gereden. Leek me raar, want ik dacht dat
er maar één weg was. Maar soms lijkt er ook gewoon geen weg te zijn, of is het
stuk naast de weg beter berijdbaar dan de weg zelf, dus enige verwarring is
best begrijpelijk. We hebben dan nog zeker een uur tijd nodig gehad om terug op
de juiste weg te geraken. We moesten nog twee rivieren over, die helaas niet
van een brug voorzien waren op het punt waar onze weg uitkwam. Gelukkig dat het
nog droogseizoen is en het water niet te hoog staat, zodat we er gewoon door
konden rijden. In het regenseizoen zou de hele trip onmogelijk geweest zijn.
Tegen ongeveer
half 9 bereikten we dan toch uiteindelijk bekend terrein. Werd hoog tijd,
Trésor en Masa waren helemaal uitgeput, Koen voelde zich erg misselijk van het
constante geschok van de auto en ook mijn maag had dringend nood aan rust. GM
zit hier met een hernia, dus ik vermoed dat die zich ook niet opperbest gevoeld
zal hebben. We bedachten ons dat het deze avond afscheidsdrink was in onze
missiepost: onze twee huisgenoten vertrekken morgen naar huis, en ook wij
vertrekken morgen of woensdag, dus het was de laatste keer met allen samen.
Aangezien we er pas om 9u aankwamen, vroegen we ons af of het feestje niet al
lang gedaan was. Maar toch niet: Sebastian zat nog steeds in de eetzaal (al
vanaf 19u15 blijkbaar), alsook onze huisgenoten, enkele nonnen en een pater. Ze
hadden nog een beetje rode schuimwijn overgehouden, en verschillende flessen
bier, maar ik had vooral veel zin in het steeds voorradige lekker frisse water.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten