In de voormiddag hebben we in Kinshasa nog bezoek gehad van drie
taalkundigen die op verschillende varianten van het Kikongo werken/werkten. Het
was een beetje een formele ontmoeting voor Jasper en mezelf, en we hadden (buiten Koen),
niet veel tegen elkaar te vertellen. Ook de vriend die Jasper twee jaar terug
had leren kennen kwam nog even langs. Rond half drie (niet zeker van het exacte
uur) zijn we uiteindelijk in de Hilux gestapt, op weg naar Kisantu. Eerst was
er nog een probleempje: de archeologen hadden ons gevraagd ‘iets’ van hun
materiaal mee te brengen, waarvan ze bij hun vertrek dachten dat ze het niet
nodig hadden, maar uiteindelijk wél. Nu lag dat ‘iets’ opgeborgen lag in een
depot waarvan één enkele pastoor de sleutel had, en moest het lukken dat die
niet aanwezig was. We zijn dan maar zonder vertrokken. Onderweg hebben we vijf
dekens gekocht voor de archeologen, die het toch koud hadden tijdens de
nachten. Zij hebben niét de luxe om in kamers te slapen, maar kamperen in
Mbanza-Nsungi. Gelukkig hebben we niet te veel tijd verspild aan het afbiedingsproces,
hoewel het al snel te lang duurde voor Koen. Met zo’n chique auto voel je je al
snel onveilig, zeker als je de deuren moet sluiten (niet toedoen, maar
‘blokkeren’, zodat men niet langs buiten naar binnen kan), en de mensen langs
de ramen binnen komen kijken naar wat er in de auto ligt. Maar je mag ook niet
paranoia worden. Kindjes die ‘mindele’ roepen als ze je zien passeren kan je
geen kwaad hart toedragen. Voor we Kinshasa uitrijden moet eerst de auto nog
volgetankt worden. Tijdens de rit door Kinshasa heb ik toch drie (afgeleefde)
kickerkassen gezien!! Maar geen tijd om even te stoppen voor een foto of een
spelletje – wel werd er op alle drie gespeeld toen we voorbij reden. Hoewel ons
was gezegd dat de rit ongeveer twee uur en half zou duren, hebben we door onze
randactiviteiten (dekens kopen en tanken) en het verkeer, bijna twee uur kwijt
gespeeld om Kin uit te geraken. Geleidelijk aan neemt de bebouwing af en kom je
in een glooiend groen landschap terecht, met hier en daar een boom. Als je je dan
echt op het platteland bevindt, duiken er langs de weg her en der kleine
dorpjes op, zoals we ons in het Westen de Afrikaanse dorpjes echt zouden
voorstellen, met mensen verzameld rond een kampvuur, grote vijzels waarin
voedsel gestampt wordt. Langs de baan ook veel mensen en vaak zelfs kleine
kindjes, helemaal alleen. Nog voor we Kin verlaten hadden, ondervond ik al dat
de Hilux niet de comfortabelste auto van het Toyota-gamma was met lichte
rugpijnirritatie. Ook het uitzicht blijft niet boeien, hoewel ik wel steeds
geïnteresseerd was in wat er gebeurde in die kleine wegdorpjes. Maar ook die
raak je wel beu gezien, verzekerde Koen me. Rond twintig na zes zijn we
aangekomen in Kisantu en besloten we om door te rijden naar Mbanza-Nsungi, dat
ongeveer een elf kilometer verder lag, nog zo’n klein kwartiertje rijden. In
Kisantu hebben we dan een bak bier gekocht om de archeologen terug wat vocht te
verschaffen. In Kisantu eindigde dan ook de geasfalteerde weg, en vanaf dan was
het een brede zandweg die ons naar Mbanza-Nsungi voerde. Toen we aankwamen was
de nacht al gevallen. Langs de weg stond een kleine schuur, en daarachter waren
drie tentjes verstopt. We kwamen aan op een gezellige kampeerplek, ze hadden
een kleine overdekking gemaakt waaronder een tafeltje stond met eten. We konden
direct aanschuiven voor een lekker bordje fufu (lijkt nog het meest op spinazie
van maniokbladeren), kwanga (broodachtig meel) en kip, met daarbij een glaasje
palmwijn. De archeologen vertelden ons dat ze zeer interessante ontdekkingen
hadden gedaan en op een een kerkhof waren gestoten. We konden echter niet heel de avond
blijven omdat we onze overnachting nog moesten regelen. Bernard (hoofd van de
archeologen) had ons een missiepost aangeraden niet ver van het ziekenhuis van
Kisantu – hij gaf het drie sterren - (Koen had een reservatie gemaakt bij
Emaus), dus wilden we eerst daar gaan zien. We stopten aan een missiepost en
werden binnengelaten, waarna we zeer lang moesten wachten tot we naar onze
kamers gebracht werden. Eenmaal daar aangekomen moesten we even slikken en
vroegen we ons af waar die drie sterren naartoe waren. De deur van de eerste
kamer had een losse klink, ging al helemaal niet gemakkelijk open en vanbinnen
zag het er verre van proper uit. Nu bleek uiteindelijk dat we toch in Emaus
zaten, en niét bij de zusters die Bernard ons had aangeraden. We hadden
lichtelijk hoop op een betere verblijfplaats en reden door. We werden
verwelkomd door een klein Vietnamees nonnetje dat meer dan voldoende Nederlands
spreekt. Ook een andere zuster is van Vlaanderen afkomstig, en er verblijft nog
een meisje dat Vlaams is. De gastvrijheid is van onovertreffelijke zeldzaamheid
en schoonheid, en ik zie al uit naar de rest van ons verblijf hier. We gaan
goed verzorgd worden heb ik de indruk. Morgen wordt het ontbijt geserveerd na
de mis (die start om half zes).
jaja , da zier er al niet slecht uit eh :)
BeantwoordenVerwijderenpost maar zo veel mogenlijk dak veel kan lezen wa ge daar allemaal uitspookt , en hebde al dag gezegd tegen de nonnekes ?
roef